Brahms – Haydn Variaties

De in Wenen woonachtige Duitse componist Johannes Brahms (1833-1897) kennen we als de man van het volkslied, de vier prachtige symfonieën en het indrukwekkende Deutsches requiem. Bovendien was hij een kei in het fabriceren van thema’s met variaties waarvoor hij vaak teruggreep op thema’s van eerdere componisten zoals Schumann, Händel en Paganini. Maar Brahms’ meest indrukwekkende variatiewerk is ongetwijfeld de Haydn Variaties opus 56 uit 1873 (Variationen über ein Thema von Joseph Haydn).

Componist en muziekcriticus Robert Schumann schreef in zijn ‘Neue Zeitschrift für Musik’ dat Brahms de figuur was die de Duitse muziek nieuw leven in kon blazen. Schumann was van mening dat wanneer Brahms zich bezig zou gaan houden met symfonische muziek, hij weleens een tweede Beethoven zou kunnen worden. Het heeft echter lang geduurd voordat Brahms de stap naar het grote symfonische werk durfde te nemen. Een van de eerste voorbereidende oefeningen voor die symfonische muziek waren de Variaties op een thema van Haydn. Pas drie jaar later verscheen zijn eerste symfonie. Het woord ‘oefening’ klinkt misschien wat laatdunkend voor een meesterwerk, maar Brahms zag in de Haydn Variaties toch allereerst de mogelijkheid om het instrumenteren onder de knie te krijgen en de klankkleuren te leren gebruiken.

Het hoofdthema is overigens niet van Haydn, het gaat hier om een traditioneel koraal dat Haydn in een divertimento voor blaasinstrumenten gebruikte, het zogenaamde Sint Antonius Koraal. Brahms maakte acht variaties op dit thema. De oorspronkelijke melodie schreef hij, zoals Haydn het bedoelde, voor houtblazers. Er bestaat ook een uitvoering voor 2 piano’s. Dikwijls speelde Brahms dit met zijn vriendin Clara Schumann.

BRAHMS HAYDN VARIATIES NUMMER 199

Nota bene

Zo mild, nobel en lieflijk zijn muziek kan klinken, zo ruw en onbehouwen was zijn persoonlijkheid. Hij was snel op zijn teentjes getrapt terwijl hij zelf heel bot kon zijn. ‘Als er iemand is die ik nog niet beledigd heb, mijn excuses,’ zou hij eens gezegd hebben bij het verlaten van een taveerne. Brahms’ wil was wet, een compromis was onmogelijk. Behalve nors, was hij slordig gekleed en zuinig bij het krenterige af.

Uitgezonderd de muziek van Dvorák en Grieg moest hij niets van collega’s hebben. De modernen als Liszt en Wagner vond hij niet om aan te horen, terwijl hij Mahler, Bruckner en Richard Strauss maar zo zo vond. Eén componist was zijn absolute topper, Johann Straus jr, de walsenkoning.