Brahms – Ouvertures

Zo rond het jaar 1880 is de in Hamburg geboren Johannes Brahms (1833-1897)  een beroemd man. Van alle kanten stromen uitnodigingen naar hem toe en worden hem eredoctoraten toebedeeld. Brahms, die intussen in Wenen woont, laat het op zijn eigen manier over zich heen komen. Hij heeft niet zo veel op met al die poespas rond zijn persoon. Het is zijn stijl niet om een speech te houden, een mooi pak aan te trekken of in een sjiek restaurant te dineren. Nee, Brahms zit liever in een van de balzalen naar dansende meisjes te kijken.

Brahms hield van dansmuziek en had grote bewondering voor de walsenkoning Johann Strauss jr. Hij kwam ook bij Strauss jr. over de vloer. Als Alice, de echtgenote van Strauss jr., Johannes Brahms om een handtekening voor haar waaier vraagt, noteert Brahms de eerste maten van Strauss’ An der schönen blauen Donau. Daaronder schrijft hij: ‘Jammer genoeg niet van Johannes Brahms’.

Ischl, een Oostenrijks vakantieplaatsje en kuuroord, oefende grote aantrekkingskracht uit op componisten en musici als Brahms, Johann Strauss jr., Bruckner, Mahler en Clara Schumann. Zij  waren hier veelvuldig te vinden. In 1880 schrijft Brahms in Ischl twee ouvertures. De eerste is Akademische Festouverture opus 80, die Brahms opdraagt aan de universiteit van Breslau die hem de eretitel van doctor in de Filosofie verschaft. In het werk zitten arrangementen van studentenliederen en drinkliederen. Brahms schrijft in deze luchtige vierdelige potpourri een groot orkest voor. Al met al duur het werkstuk –met prachtige instrumentatie- circa 10 minuten.

Wellicht herkennen inwoners van Nederland in de ouverture een bekend voetballied voorbij komen: Want er is geen club in Holland die…

In dezelfde periode schrijft de componist een tweede ouverture, de Tragische Ouverture opus 81, ontstaat uit oude invallen van Brahms die teruggaan naar 1860 en die oorspronkelijk bedoeld waren als voorspel voor Faust van Goethe. Aan zijn uitgever schrijft hij: ‘Hier heb je een Jantje lacht en een Jantje huilt…’.

BRAHMS AKADEMISCHE FESTOUVERTURE NUMMER 418