Dvořák – Symfonieën
Antonin Dvořák (1841 – 1904) wordt samen met landgenoten Smetana en Janacek tot de belangrijkste componisten van het toenmalige Tsjecho-Slowakije beschouwd. We kennen Dvořák van zijn machtige Celloconcert, en ontroerende kamermuziek. Doch zijn meest bekende werk is De Nieuwe Wereld, oftewel Symfonie 9. Dvořák schreef negen symfonieën, waarvan de nummers 7, 8 en 9 uitblinken van populariteit en daarom ook het meest uitgevoerd worden.
Symfonie 1 staat in de toonsoort c mineur en heeft als bijnaam De Klokken van Zlonice. Dvořák componeerde het werk in 1865, op vierentwintigjarige leeftijd. De componist heeft de symfonie zelf nimmer horen uitvoeren. Het werk was weggeraakt. Pas 30 jaar na zijn dood werd het voor het eerste uitgevoerd. Het werk staat onder invloed van de romantische school en doet denken aan zijn voorganger Beethoven.
Symfonie 2 in Bes majeur stamt uit eveneens 1865. Het staat geboekt als opus 4. Het werk werd redelijk ontvangen maar zelden uitgevoerd. Symfonie 2 verlangt een volwaardig symfonieorkest, bestaat uit 4 delen en duurt circa vijftig minuten. Tijdens deze jaren verdiende Dvořák de kost als altviolist in een operaorkest. Andere werken uit deze periode zijn strijkkwartetten en een celloconcert (niet te verwarren met het beroemde celloconcert opus 104).
Symfonie 3 in E majeur werd gecomponeerd in 1872. Dvořák was toen 31 jaar. Het werk werd in 1874 uitgevoerd door het Praags Symfonieorkest onder leiding van de componist Smetana. Opvallend aan het werk is dat het slechts drie delen bevat, waaronder een uitgesponnen adagio en kort slotdeel. Al met al duurt Symfonie 3 circa een half uur. Het was waarschijnlijk de eerste symfonie die de componist door een professioneel orkest hoorde spelen.
Symfonie 4 in d mineur werd geschreven in 1874. De première werd gedirigeerd door zijn beroemde landgenoot Smetana. Men beschouwt deze symfonie als zijn eerste grote werk. Invloeden van de vooruitstrevende componist Richard Wagner zijn te horen. Men laat zijn internationale doorbraak in 1874 beginnen. In dit jaar was Dvořák werkzaam als kerkorganist alsmede leraar aan een muziekschool. Het werk duur circa 40 minuten en kent de volgende delen: allegro – andante – scherzo – finale.
Symfonie 5 in F majeur werd gecomponeerd in 1875. Dvořák droeg het werk op aan de beroemde dirigent Hans von Bülow. Deze grootheid in de muziekwereld voerde de werken van Dvořák met graagte uit. Met deze symfonie laat Dvořák meer en meer een eigen stijl horen. Symfonie 5 heeft een landelijk karakter en wordt daarom wel Pastorale genoemd. Het werk kwam in een rustige omgeving, midden in de natuur tot stand. Direct al in het eerste deel geven de houtblazers de rust van het (Boheemse-) landschap aan. Vanzelfsprekend met vogel (klarinet en fluit) en jacht- (hoorns) geluiden.
Symfonie 6 staat in D majeur en werd in 1870 gecomponeerd. Het werk werd opgedragen aan de Wiener Philharmoniker en dirigent Hans Richter. Men beschouwt Symfonie 6 als eerste grote werk waarin Dvořák zijn persoonlijke compositorische stijl tentoonspreidt. Het is de beroemde componist Johannes Brahms die in hem een genie herkent en zich inzet om zijn muziek op de planken te krijgen. Er zijn in de Symfonie 6 invloeden te bespeuren van Brahms. Mede door het uitbrengen van zijn Slavische dansen (vanaf 1878) wordt hij in heel Europa uitgenodigd en viert triomfen.
Vanaf Symfonie 7 vergaard de eenvoudige Tsjech de absolute wereldtop. Hij wordt inmiddels gerekend tot de groten uit de muziekgeschiedenis.
De drie laatste symfonieën, 7, 8 en 9, zijn als zelfstandige nummers in het archief opgenomen.
DVORAK SYMFONIEËN NUMMER 642
Nota bene
Dvorák was gek op pijproken al werd hij vaak door zijn vrouw naar buiten gestuurd. Duiven, treinen en stoomboten waren zijn hobby’s. Na een concertreis in Engeland werden hem door het koninklijk huis twaalf Britse ras duiven toegezonden. Het dier kreeg een muzikale rol in het symfonisch gedicht De woudduif.
Volgens tijdgenoten leed Dvorák componist aan agorafobie - hij had een hekel aan open ruimtes, stadspleinen, drukke straten enzovoort. Tegen het einde van zijn leven werd deze stoornis nijpender en moesten zijn studenten hem soms vergezellen op weg naar huis vanaf het conservatorium.