Ibert – Fluitconcert

De Fransman Jacques Ibert (1890-1962) ontving zijn eerste muzieklessen van zijn moeder, daarna studeerde hij aan het conservatorium van Parijs. Hij behoorde tot de gelukkigen die de ‘Prix de Rome’ wonnen (1920). Een jaar lang werd hij in staat gesteld om in Rome in de beroemde villa Medici te werken. Vruchten uit deze periode zijn de Sonatine Jeux voor fluit en piano en de symfonische fresco’s Escales. In 1930 componeerde hij Paris, suite Symphonique. Dit werk met als eerste deel Metro werd zo’n beetje door alle muziekmaatschappijen op de plaat gezet. Ook componeerde hij veel filmmuziek. Van zijn concerten worden het meest uitgevoerd Concertino voor altsaxofoon en het Fluitconcert (1934).

Ibert voer met geen enkele muziekstroming mee. Hij hield van contrasten, en wilde de muziekgeschiedenis dollen door op het ene moment op de impressionistische toer te gaan, om vervolgens te kiezen voor de strengheid van het classicisme of zijn gevoelens uiten in een romantisch werkstuk. Een beroemde uitspraak van hem is dat het in elkaar knutselen van een werkstuk berust op één procent inspiratie en negenennegentig procent transpiratie.

Allegro-andante-allegro (snel-langzaam-snel). Ibert hield zich aan de normen en waarden van het klassieke concert in zijn Fluitconcert. Zowel het eerste als het derde deel gaat in sneltreinvaart aan ons voorbij. Virtuositeit alom. Sprankelende deeltjes waarin elke muziekliefhebber zijn hart kan ophalen. En dan dat langzame middendeel! Mysterieus met veel kenmerken van het impressionisme. Lange akkoorden in de strijkers en met name aan het begin het lage register van de dwarsfluit. Een prachtig samenspel tussen solist en orkest.

IBERT FLUITCONCERT NUMMER 186