Janáček – Slavische mis
Als zesentwintig jarige kreeg de Tsjechische componist Leoš Janáček (1854-1928) na veel gedoe toestemming om met een vijftienjarig meisje te trouwen. Doch gelukkig werd het paar allerminst. Behalve de mislukte liefde was hun eerste kind Olga nagenoeg haar hele leven ziek. Zij werd slechts eenentwintig jaar. Het tweede kind, Vladimir, stierf toen hij twee jaar was. Tussen deze ellende werkte Janáček als koordirigent, organist, muziekleraar en componist. Janáček wordt de opvolger genoemd van landgenoten Dvořak en Smetana. Pas na zijn veertigste komt hij als componist in de belangstelling met zijn opera Het sluwe vosje uit 1903. In tegenstelling tot Dvořak en Smetana, componisten die zich door het westen lieten beïnvloeden, hield Janáček zich vrijwel strikt aan het klank-idioom van de nationale volksmuziek uit Tsjecho-Slowakije. Janáčeks compositie Sinfonietta (1926) wordt beschouwd als zijn meest populaire werk.
Met de Slavische mis had Janáček niet in de eerste plaats religieuze bedoelingen doch meer patriottische. Het is een verklaring van zijn geloof en patriottische trots in Tsjechoslowaakse nationale onafhankelijkheid. Direct al tijdens de opening (Introduction) van de Slavische Mis of Glagolitic Mass uit 1926 klinken de typische en herkenbare Janáček klanken. Melodische stukjes mozaïek die zich alsmaar herhalen. Ditzelfde is eveneens opvallend in zijn meesterlijke Sinfonietta. Het lijkt warempel alsof Janáček met deze compositietechniek een voorzichtige voorloper was van de Minimale muziek uit Amerika. De muziek van Janáček valt niet alleen op door bovengenoemd kenmerk, maar ook door de ritmes en volksmuziek uit Tsjechië. Bovendien maakte hij gebruik van klemtonen en accenten van de gesproken landstaal. Verder heeft de componist een volkomen eigen harmonische stijl. Janáček zelf hierover: ‘Ieder akkoord kan naar mijn mening met een ander akkoord verbonden worden.’ Al met al een mooi koorwerk, veel fanfares en pauken en interessante orgelklanken.
JANACEK SLAVISCHE MIS NUMMER 256