Liszt – Mazeppa
Hij was misschien wel de grootste musicus van de negentiende eeuw. ‘Opperhoofd Liszt’ zou je hem kunnen noemen. Franz Liszt (1811-1886) gaf steun aan beginnende componisten en had meestal voor een ieder een goed woordje. Verder was deze superpianist een charmeur van de bovenste plank. Prinsessen, dames van adel en leerlingen aanbaden hem. Hij kende sterke gelijkenissen met de violist Nicolo Paganini (1782 – 1840), eveneens een fabelachtige kunstenaar op zijn instrument.
Met Richard Wagner en Hector Berlioz aan zijn zijde werd de in Hongarije geboren Franz Liszt het middelpunt van de ‘Neu-Deutsche Schule’. De drie beoogden de romantiek van o.a. Ludwig van Beethoven en Johannes Brahms achter zich te laten. De Hoog Romantiek kondigde zich aan. Instrumenten als de harp, althobo, slaginstrumenten en tuba deden hun intrede in de alsmaar groter wordende symfonieorkesten. De progressieve toondichters gebruikten ook meer halve toonafstanden (chromatiek) en de dissonant leek gemeen goed te worden. Mazeppa uit 1851 werd gecomponeerd in Weimar en beleefde daar ook haar premiere (1854). Het is het zesde symfonische gedicht uit een reeks van dertien.
Mazeppa was een kozakkenaanvoerder die leefde van ongeveer 1640 tot 1709. De militair leidde een avontuurlijk bestaan en werd legendarisch door een verzinsel dat in omloop werd gebracht door een jaloerse edelman. Mazeppa zou betrapt zijn in het bed van een hooggeplaatste gehuwde dame. Voor straf werd hij in zijn blootje vastgebonden op een wild paard dat vervolgens de steppen werd ingejaagd. Na een dagenlange en afschuwelijke tocht kwam hij terug in de Oekraïne, zijn geboortestreek.
Victor Hugo, Aleksander Poesjkin en Lord Byron schreven het verhaal in roman en dichtvorm, Peter Tsjaikovski maakte er een opera van.
LISZT MAZEPPA NUMMER 174