Mahler – Knaben Wunderhorn

De Oostenrijker Gustav Mahler (1860-1911) was de zoon van een alcoholstoker uit een Boheems dorpje. Gustav’s vader gedroeg zich soms als een tiran, zijn moeder was een overgevoelige vrouw. Deze eigenschappen van zijn ouders zouden het leven van Mahler gaan beheersen. Als dirigent was hij tegenover zijn orkestleden veeleisend, soms tegen het absurde aan. Ook was hij een gevoelsmens met een diepe liefde voor de natuur. Verder was hij neerslachtig en piekerde voortdurend over de zin van het bestaan.

Reeds als kind was Gustav Mahler verzot op de teksten uit de verzenbundel  Des Knaben Wunderhorn, verzameld en opgetekend door de dichters Achim von Arnim en Clemens Brentano. Verhalen vol fantasie over bijvoorbeeld een zangwedstrijd tussen een nachtegaal en een koekoek met een ezel als scheidsrechter, over Antonius die voor de vissen predikt, en over dode soldaten die toch op het appèl verschijnen. Soms zijn de teksten ironisch, dan weer humoristisch en zelfs surrealistisch.

De grote dichter Goethe was eveneens vol lof over de schat van honderden oude Duitse volksliedjes uit Des Knaben Wunderhorn (1806). Ook collega-dichter Heine roemde de kinderlijke eenvoud van de verzen. Beide dichters hoopten dat liedcomponisten deze oer-Duitse volksverhalen zouden verklanken en dit zou geschieden. Behalve Gustav Mahler gebruikten tal van andere componisten teksten uit de Wunderhorn bundel, waaronder Von Weber, Schumann, Brahms en Mendelssohn. De sprookjesachtige liederen waren zeer geliefd, zowel bij intellectuelen als bij het gewone volk.

Rond 1900 zou Gustav Mahler muziek op de teksten schrijven. In de verzen vond hij alles wat zijn ziel bewoog: natuur, devotie, verlangen, liefde, afscheid, dood, het plezier van een kind.

Mahler componeerde zijn Wunderhorn-liederen zowel voor orkest (orkestliederen) als liederen voor zangstem en piano. Hierin is de pianopartij zeer belangrijk omdat deze een rol in het lied vertolkt (net als Schubert dat deed.) Enkele Knaben Wunderhorn-liederen klinken eveneens door in zijn Symfonieën 2, 3 en 4.

MAHLER KNABEN WUNDERHORN NUMMER 446

Nota bene

In november van het jaar 1901 leert Mahler Alma kennen. Zij is een schoonheid en wordt het mooiste meisje van Wenen genoemd. Alma is de dochter van een kunstschilder, zij is een zelfbewust meisje. Ze kent de meeste Weense kunstenaars en vooraanstaande intellectuelen.

Als tiener had Alma een korte relatie met kunstschilder Gustav Klimt. Maar nu was ze het meisje van Gustav Mahler de artistiek directeur van de Weense opera. Als ze zich verloven reageren velen verbolgen op het leeftijdsverschil. Gustav is 41 jaar, Alma 22.