Mendelssohn – Elijah
In 1829 dirigeerde de Duitse componist Felix Mendelssohn Bartholdy (1809-1847) voor een zeer enthousiast publiek de Matthäuspassion van Bach. Het werd het begin van een Bach-renaissance. De zeer actieve Mendelssohn componeerde zelf de oratoria Paulus en Elijah (Elias). De componist legde zijn hart en ziel in Elijah. Het zou zijn laatste grote werk worden. In 1846 ging Elijah in het Engelse Birmingham in première. Mendelssohn werd door het vele reizen, dirigeren, concerteren en lesgeven geplaagd door hevige hoofdpijnen. Toen zijn zus Fanny plotseling overleed, raakte hij totaal ontmoedigd om door te werken. Hij overleed op slechts achtendertigjarige leeftijd aan een beroerte.
Elijah leefde in de negende eeuw voor Christus en was net als Mozes, Jesaja en Jeremia een profeet. Zijn verhaal wordt vertelt in het eerste boek der Koningen van het Oude Testament. Elijah wordt afgeschilderd als bestrijder van de goddeloosheid. Hij trekt ten strijde tegen de goddeloze volgelingen van natuurgod Baal, die gewoonlijk natuurverschijnselen als de regen, wind, storm en bliksem aanbidden. Elijah verricht wonderen en doet zelfs de doden herleven. In de beeldende kunst komt hij veelvuldig voor. De schilder Rembrandt heeft Elijah eveneens als onderwerp gekozen. Elijahs tenhemelopneming (in een vurige wagen) komt voor op sarcofagen.
Mendelssohns oratorium is geschreven voor vier zang solisten (bas / bariton, tenor, alt, sopraan), groot symfonie orkest (met maar liefst 3 trombones en ophicleïde (19e eeuws koperen blaasinstrument met kleppen), orgel en uitgebreid koor. Er bestaat zowel een Duitstalige als Engelse uitvoering. Eerder, in 1836, schreef Mendelssohn het oratorium Paulus.
Indrukwekkende koren uit Elijah: Baal, erhöre uns; Siehe der Hüter Israels; Thanks to be God; He, watching over Israël. Drie prachtige aria’s: Höre Israel höre des Herrn Stimme; Es ist genug; Lord God of Abraham.
MENDELSSOHN ELIAH NUMMER 148
Nota bene
De vader van Mendelssohn had zijn kinderen protestant opgevoed maar wegens Jodenhaters had hij ze aangeraden de joodse naam Mendelssohn niet te gebruiken, in plaats daarvan had hij voor de naam Bartholdy gekozen. Hij was deze naam tegengekomen bij een collega. Felix nam genoegen met de naam Bartholdy maar hield vast aan zijn doopnaam Mendelssohn. Joden en protestanten moeten door één deur kunnen. Dit oecumenisch gedachtengoed liet hij klinken in zijn 5e symfonie, de Reformatie-symfonie. Felix Mendelssohn hoopte tevens op een verzoening tussen het katholicisme en protestantisme.