Mozart – Fagotconcert

Het leven van Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791) was kort en tragisch. Nog geen vijf jaar oud zette hij zijn eerste muziekjes op papier. Vervolgens trok hij jarenlang – begeleid door zijn strenge vader – als wonderkind door Europa. Toen hij twintig jaar was, werd Mozart omschreven als een kleine, bleke man met lange blonde gepoeierde haren en een vermoeid gelaat. Als twintiger was Mozart wonderkind-af en moest hij vechten voor zijn bestaan. Mozart wilde graag zelfstandig zijn, maar was behalve een slecht zakenman ook een slecht organisator.

Met regelmaat van de klok componeerde Mozart soloconcerten, niet alleen voor zijn favoriete instrumenten de piano en viool, maar ook opvallend veel voor blaasinstrumenten. We denken dan in de eerste plaats aan Klarinetconcert, aan zijn vier Hoornconcerten en aan zijn Dubbelconcert voor fluit en harp. Verder schreef Mozart een juweel van een Hoboconcert, een aantal Fluitconcerten en een Fagotconcert.

Het Fagotconcert KV 191 dat de jonge componist op achttienjarige leeftijd schreef, is bijzonder omdat er weinig soloconcerten voor dit houten blaasinstrument zijn gecomponeerd. Het betreft een typisch Mozart concert met heerlijke ontspannen, frisse en levendige muziek. Inmiddels geldt het als het meest gespeelde concert voor fagot en orkest en is het een repertoirestuk voor de professionele fagottist. Het schijnt dat Mozart nog drie Fagotconcerten heeft geschreven, maar deze zijn nooit gevonden. Ook de componisten Vivaldi, Haydn, Von Weber en Hummel hebben  Fagotconcerten op hun naam staan.

Het Fagotconcert KV 191 is niet bijzonder virtuoos en wijst daarom op het feit dat Mozart, zoals hij dit vaak deed, het concert speciaal voor een musicus, een vriend en of collega, heeft geschreven. Goed mogelijk was dat de amateur fagottist Thaddäus von Dürnitz.

MOZART FAGOTCONCERT NUMMER 354

Nota bene

In de laatste drie donkere jaren van Mozarts leven zat de componist regelmatig ziek thuis. Optredens waren er veel minder dan voorheen. Ook zijn vrouw Constanze had een slechte gezondheid, zij bezocht zelfs kuuroorden. Hun acht maanden oude dochtertje Theresia overleed.

Ondanks vele tegenslagen bleef de maestro componeren. In 1788, drie jaar voor zijn overlijden, schreef hij maar liefst drie symfonieën, de nummers 39, 40 en 41. Het waren zijn laatste drie symfonieën. Je zou ze met een gerust hart ‘De grote drie’ kunnen noemen.