Mozart – Religie
De meeste van zijn kerkelijke werken schreef Wolfgang Amadeus Mozart (1756 – 1791) aan het begin van zijn carrière toen hij nog in dienst was van de aartsbisschop Colloredo van Salzburg. Het laatste werk, zijn topwerk, het Requiem KV 692, componeerde hij op zijn sterfbed. Van de 18 missen die Mozart schreef worden de Krönungsmesse en de Grote Mis, de onvoltooide mis in c mineur, tot de meest geliefde gerekend. Na zijn verhuizing naar Wenen schreef hij voornamelijk wereldlijke muziek.
Zoals de meeste mensen in zijn tijd was Mozart katholiek en had respect voor zijn schepper. Hij dreef echter graag de spot met zijn meerderen, waaronder ook zijn broodheer de aartsbisschop. Van de 626 werken die Mozart ons naliet schreef hij een zestigtal religieuze composities, waaronder missen, vespers (avondgebed), litanieën (smeekbeden), en het alom geprezen Requiem.
Toen Mozart in1782 trouwde met Constanze Weber componeerde hij uit liefde en geloof de Mis in c mineur KV 427, de Grote Mis. Het verhaal gaat dat Constanze zelf een van de solopartijen zong. Het betreft een mis voor dubbelkoor, 2 sopranen, tenor en bas. Helaas ontbreken grote delen van dit werk.
Op verzoek van zijn broodheer de aartsbisschop van Salzburg componeerde Mozart in 1779 de Mis in C KV 317, bijgenaamd Krönungsmesse. Deze mis is van het type Missa brevis (korte mis) in tegenstelling tot de meer formele plechtige missen, zogenoemd de Missa Solemnis. Het werk werd voor het eerst uitgevoerd op Paaszondag in 1779 in de Dom van Salzburg. Dezelfde mis weerklonk in 1791 nogmaals te Praag tijdens de kroning van Keizer Leopold II tot Koning van Bohemen. Sindsdien kreeg de mis de bijnaam Krönungsmesse. (De Krönungsmesse is als zelfstandig item opgenomen in het archief).
In 1776, Mozart was toen 15 jaar, schreef hij in een tijdsbestek van een paar maanden een drietal missen: Credo mis KV 257, Piccolo mis KV 258 en de nog meest uitgevoerde Orgel mis KV 259, een Missa Brevis (korte mis). Deze mis dankt zijn naam aan de grote orgelsolo in het Benedictus. Uit 1774 stam zijn Missa Brevis in D KV 194.
Als jongeman van nog geen 20 componeerde Mozart een 17tal Kerksonates. Deze meestal goed in het gehoor liggende mini stukjes van soms minder dan 5 minuten werden uitgevoerd in de Salzburger Dom als muzikale onderbreking tussen de verschillende onderdelen van de kerkdienst.
Een van Mozarts meest bekende kerkmuziekstukken is de Vesperae solemnes de confessore uit 1780. Het befaamde Laudate Dominum (Looft God) geeft ons een mooie sopraansolo afgewisseld met prachtig koor en orkestwerk. Voor veel mensen geldt dit stuk als het mooiste dat Mozart ooit geschreven heeft.
Het is bekend dat Mozart lid was van de loge der Vrijmetselarij en er tevens een humane levenshouding op na hield. Vooral tijdens zijn laatste levensjaren was hij een ijverig propagandist van de Vrijmetselarij – zie in dit verband ook zijn opera Die Zauberflöte. Zijn katholieke geloof heeft hier zeker onder te lijden gehad, maar omdat de kerk nog geen uitspraak tot deelname aan de Vrijmetselarij had gedaan, kon Mozart zijn ‘geloof’ hierin blijven uitoefenen. Van een totale breuk met zijn geloofsleven kan geen sprake geweest zijn getuige het indrukwekkende Ave Verum KV618. Tijdens het lezen van de tekst en het componeren van het Ave Verum Corpus kan het bijna niet anders dat Mozarts kerkelijke gevoelens weer boven kwamen. Het Ave Verum Corpus (Gegroet waarachtig lichaam) voor gemengd koor, strijkers en orgel is de laatste compositie die Mozart voor de kerk schreef.
Aan het einde van zijn leven schreef Mozart zijn laatste werk, een religieus werk, het Requiem KV 626, misschien wel zijn allermooiste compositie. (Het Requiem van Mozart is als zelfstandig item opgenomen in het archief.)
Een ander geliefd religieus werk is het motet Exsultate, Jubilate uit 1773 (instrumentale herziening 1779). Het werd gecomponeerd toen Mozart in Milaan verbleef tijdens de productie van zijn opera Lucio Silla die daar in het Teatro Regio Ducale werd uitgevoerd. Het werd geschreven voor een castraat met orkestbegeleiding, maar wordt tegenwoordig meestal door een vrouwelijke sopraan uitgevoerd. Het werk herbergt een vreugdevolle tekst dat muzikaal vooral is vastgelegd in het sublieme Alleluja.
MOZART RELIGIE NUMMER 668