Pfitzner – Celloconcert
De vader van de in Moskou geboren Hans Erich Pfitzner (1869-1949) was beroepsviolist. Toen Hans nog een peuter was verhuisde de familie naar Duitsland. In Frankfurt am Main studeerde hij piano en compositie aan het conservatorium. In 1897 werd hij docent aan het Stern-conservatorium in Berlijn.
Pfitzner wordt als één van de allerlaatste romantische componisten beschouwd, hetgeen hem min of meer omstreden maakte. Dat laatste gold overigens ook voor zijn levenshouding: Pfitzner was ook door zijn houding ten opzichte van het nationaal-socialisme omstreden. Boze tongen beweren dat de componist een slaatje wilde slaan uit het opkomende nationaal-socialisme omdat zijn muziek naar Pfitzeners mening onvoldoende belangstelling kreeg. Dat Pfitzner een romanticus puur sang was, laat hij horen in zijn Celloconcert in één deel uit 1935. Met dit concert wordt hij terecht een nabloeier van de Duitse Romantiek genoemd. Wat Pfitzner lijkt te proberen, is een mengeling van (de tegenpolen) Wagner en Brahms te laten horen, overgoten met een sausje aan moderne klanken. De componist beschouwde, zeer tegen de toen heersende opvatting in, dat de melodie als het belangrijkste element van de compositie gold.
Een ander zeer belangrijk werk van Pfitzner is de opera Palestrina uit 1917. Deze opera is min of meer gebaseerd op het leven van de 16e eeuwse componist Palestrina. Met dit werk verwierf hij grote naam. Naast grootschalige theaterwerken componeerde hij liederen, een opmerkelijk en geliefd Vioolconcert (1925), een Pianoconcert (1922) en drie Celloconcerten (1888, 1935 en 1945). Het melodische Celloconcert in G opus 42 uit 1935 heeft 1 deel en duurt een klein kwartier.
PFITZNER CELLOCONCERT NUMMER 301