Reicha – Oeuvre

Anton Reicha (1770 – 1836) was een Tsjechisch componist die later de Franse nationaliteit zou aannemen. Op 10 jarige leeftijd verliet hij het ouderlijkhuis. Zijn vader was overleden en zijn moeder bekommerde zich niet om hem. Hij werd opgenomen in het gezin van een oom, een voortreffelijk cellist, die hem muzieklessen zou geven. Hij leerde er viool, piano en dwarsfluit. In Bonn werd hij als violist aangenomen in het hofkapel. Hij speelde daar samen met altviolist Ludwig van Beethoven. Muziektheorie en compositie ontving hij in Bonn en Hamburg. In 1801 verhuisde hij naar muziekstad Wenen. Aldaar verschenen zijn eerste werken. In Wenen sloot hij vriendschap met Haydn en Beethoven. Toen de troepen van Napoleon Wenen bestookten vertrok Reicha naar Parijs. In 1818 werd hij daar benoemd tot professor aan het conservatorium, later werd hij er directeur. Tot zijn leerlingen behoorden o.a. Liszt, Gounod, Berlioz en Franck.

De specialiteit van Antonin Reicha was het componeren voor kleine ensembles. Zo schreef hij talloze stukken kamermuziek met blaasinstrumenten in de hoofdrol. Voor dwarsfluit schreef hij variaties, trio’ s, romances etc. Ook componeerde hij een Octet voor blazers en stukken voor hoorn en althobo. In zijn Parijse periode schreef hij maar liefst 25 blaaskwintetten. Een van de meest uitgevoerde stukken van Reicha is het Blaaskwintet opus 88 nr 2, voor dwarsfluit, hobo, klarinet, fagot en hoorn.

REICHA OEUVRE NUMMER 665