Schubert – Liederen
Vanwege zijn chaotische manier van leven heeft de Oostenrijkse componist Franz Schubert (1797-1828) veel armoe en ellende gekend. Hij liet zich bedotten door muziekuitgevers die veel van zijn werken voor een habbekrats kochten en ook nog eens de rechten opeisten. Schubert had wel leerlingen, maar lag vaak na een uitputtende nacht in het café liever in zijn bed dan dat hij ’s ochtends les ging geven. Er waren echter ook dagen dat hij uren achtereen, zonder onderbreking componeerde. In 1823 werd Schubert voor het eerst geconfronteerd met de gevolgen van de syfilis, waaraan hij vijf jaar later op 31-jarige leeftijd zou overlijden.
Schubert kwam uit een gezin met veertien kinderen, maar contact met z’n familie had hij nauwelijks. Als knaap volgde Schubert een onderwijzersopleiding om les te kunnen geven in het schooltje van zijn vader. Hij was echter ongeschikt voor dit beroep. Hij liet de kinderen aan hun lot over en zat meestal te componeren.
Schubert was zeventien toen hij het lied Erlkönig schreef. Het verhaal van dichter Goethe gaat over een nachtelijke rit van een vader met zijn doodzieke, ijlende kind. Op meesterlijke wijze speelt de piano de rol van het dravende paard. De zangsolist moet vier verschillende rollen vertolken: de verteller, het bange kind, de geruststellende vader en de op de loer liggende Erlkönig. Ook in Die Forelle heeft de piano een hoofdrol.
Schubert schreef meer dan zeshonderd liederen. Andere juweeltjes zijn: Ave Maria, An Sylvia, Ständchen, Gretchen am Spinnrade, Im Abendrot, Der Leierman, An die Musik, Lindenbaum, Das Wandern, Der Wanderer, Ganymed, Der Müller und der Bach, Schwanengesang, Nacht und Träume, Gute Nacht, Das Lied im Grünen, Wehmut, Licht und Liebe, Der Döppelganger, Heidenröslein, Hirt auf dem Felsen, Im Frühling, Rosamunde, Der Tod und das Mädchen… (En u kent er vast nog wel een paar…) Sommige van genoemde Schubert liederen komen uit zijn liederencycli, Die schöne Müllerin, Winterreise en Schwanengesang.
In zijn sterfjaar 1828 gaf hij met veel succes een concert met eigen werken. Van de opbrengst kocht hij zijn eerste piano. Schubert was een kleine man, van top tot teen was hij nauwelijks anderhalf meter lang. Hij was geen knappe man. Door zijn vrienden werd hij ‘kleine champignon’ (Schwammert) genoemd. Hij ging meestal slecht gekleed en had een verwaarloosd, naar tabak riekend gebit. Zijn gezichtsvermogen was slecht. Schubert was het middelpunt van een groepje kunstenaars die hun vertier zochten in het praathuis (kroeg). Deze avonden werden Schubertiades genoemd. Avond na avond brachten zij door met zingen, musiceren, voordragen, worst eten en bier drinken. Door zijn slordigheid zijn veel van zijn werken zoek geraakt. Schubert was een sloddervos en tegelijkertijd een genie.
Heeft u een opmerking of aanmerkingen over dit item, horen wij dit graag van U.
SCHUBERT LIEDEREN NUMMER025