Strauss – Heldenleben
De in München geboren componist Richard Strauss (1864 – 1949), zoon van een hoornist, en niet verwant met de familie Strauss uit Wenen, maakte zijn dirigenten-debuut op 20 jarige leeftijd. Gestimuleerd door zijn ouders volgde hij als tiener piano- en vioollessen. Op 16 jarige leeftijd ontstonden zijn eerste serieuze composities. Een opvallend werk uit die tijd is de Serenade voor 13 blaasinstrumenten. Toen hij 18 was schreef hij zich in als student filosofie en kunstgeschiedenis aan de universiteit.
Richard Strauss is de componist van een flink aantal symfonische gedichten. Het idee om dit soort werken te componeren ontstond tijdens de hoogromantiek. Het betreft een (meestal) 1-delig muziekwerk voor symfonieorkest met een buitenmuzikaal gegeven, een verhaal, een sprookje, een schilderij, een gedicht etc. Zowel Franz Liszt als Richard Strauss zijn belangrijke componisten van symfonische gedichten.
Ein Heldenleben is een symfonisch gedicht dat in 1899 in première ging. Het werk werd opgedragen aan het Amsterdamse Concertgebouworkest en haar dirigent Willem Mengelberg.
Men heeft het Strauss dikwijls kwalijk genomen dat zijn persoon de hoofdrol vervult in het symfonisch gedicht Ein Heldenleben. Het werk is onder te verdelen in 6 titels die zonder pauzes in elkaar overgaan. 1. Allereerst is daar de held (Strauss zelf), 2. Zijn tegenstanders (Critici), 3. Zijn vrouw die hem bijstaat. 4. Handgemeen tussen de held en zijn critici. Vanzelfsprekend wordt het gevecht gewonnen door de held. 5. De overwinning wordt gevierd. Strauss laat hierin fragmenten horen uit eerdere composities. 6. De held verlaat de bewoonde wereld. Hij gaat een kluizenaarsbestaan aan.
Strauss schrijft in het stuk een Leidmotief (Leitmotiv) voor. (Een leidmotief is een muzikaal thema dat zich in het stuk meerdere malen herhaalt en hiermee een persoon of gedachte mee uitdrukt. Richard Wagner wordt beschouwd als de grondlegger van het Leidmotief.)
STRAUSS R EIN HELDENLEBEN NUMMER 692
Nota bene
Componisten Galerie Concertgebouw Amsterdam
In het statige Amsterdamse Concertgebouw worden de namen genoemd van tal van klassieke componisten. De meest opvallende namen bevinden zich in gouden letters op de balkonranden in de Grote Zaal. Het zijn die componisten die toentertijd (rond 1900) hebben opgetreden in het Concertgebouw of van wie een werk in première was gegaan.
Als we het kringentje rondgaan komen we klinkende namen tegen als Mahler – Debussy – Stravinsky – Bruckner – Dvorák – Ravel - Richard Strauss – Bartok – Reger – en natuurlijk een flink aantal Nederlandse componisten: Rôntgen – Wagenaar – Dopper – Pijper – Zweers – Diepenbrock