Wagner – Parsifal

Parsifal is in de reeks van opera’s van de Duitse componist Richard Wagner (1813 – 1883) speciaal geschreven om uitgevoerd te worden in het operahuis in Bayreuth. De premiere was in 1882. Het was zijn laatste opera. Opmerkelijk is dat de componist zijn Parsifal geen opera noemde maar een Bühnenweihfestspiel, een podiumspel. In een groot deel van Parsifal zitten geen aria’s, er wordt als het ware een verhaal verteld, een verhaal met nauwelijks handelingen.

Wagner was een genie, dat moge duidelijk zijn. Als één van de weinige componisten wist hij de symfonische behandeling van het orkest naar een dramatische spanning te brengen. Lang uitgesponnen aria’s, intermezzo’s, tussen- en voorspelen met daarin een overdosis aan dramatiek brachten zijn muziek naar de Unendliche Melodie. Ook het zogenaamde Leidmotief (Leitmotiv) werd door Wagner veelvuldig toegepast.

De geschiedenis van Parsifal baseerde Wagner grotendeels op het middeleeuwse verhaal van Wolfram von Eschenbach (1170 – rond 1220). Deze vertelt ons over de zoon van een overleden graalridder die in eenzaamheid is opgegroeid. Tijdens een van zijn tochten belandt deze dwaze zwanenjager op het kasteel van koning Amfortas. De koning treurt, hij is ernstig gewond. Door zijn verwonding is hij niet meer in staat de dagelijkse graalceremonie uit te voeren. Een gevolg is dat de graalridders futloos zijn en het land en het vee onvruchtbaar. Aan het hof neemt men het de domme Parsifal kwalijk dat hij niets begrijpt van de functie van de graal die de zieke koning en zijn land kan genezen. Parsifal begint een lange zoektocht naar de graalburcht. Hij vindt de graal en geneest de wond van Amfortas. Parsifal wordt de nieuwe graalkoning van een prachtig land, het Paradijs.

Het verhaal zit vol christelijke beelden. De kelk met het bloed; Het Laatste Avondmaal; de Heilige Speer waarmee Christus in de zijde is gestoken; De wond van de koning die verwijst naar Christus; Goede Vrijdag, de dag waarop de climax plaats vindt.

WAGNER PARSIFAL NUMMER 606

Nota bene

Richard Wagner was een antisemiet. Hij ageerde tegen Joden en heeft een lang antisemitisch artikel Das Judenthum in der Musik (1850) geschreven. In een brief aan de componist Franz Liszt, zijn latere schoonzoon, schrijft Wagner, dat hij Das Judenthum in der Musik was gaan schrijven in verband met de enorme wervelwind aan pers die zijn Franse collega, de operacomponist, de jood Meyerbeer kreeg. In zijn paranoia zag Wagner de gehele pers tegen zich gekeerd.

Das Judentum in der Musik is een problematisch stuk van de Duitse geschiedenis geworden. Wagner heeft er een plaats mee ingenomen in de geschiedenis van het antisemitisme. Na Das Judenthum in der Musik is het antisemitisme verbreid en als iets gewoons gezien. De vele botte beschuldigingen, beledigingen, absurditeiten en insinuaties van het pamflet roepen tegenwoordig op zijn minst verwondering en verontrusting op.