Lehár – Lustige Witwe

Franz Lehár (1870 – 1948) is een Hongaar die vooral bekend is geworden als componist van operettes. De vader van Lehár, eveneens componist, en dirigent bij een militair kapel, leerde hem de beginselen van de muziek. Op twaalfjarige leeftijd werd hij ingeschreven aan het conservatorium voor de vakken viool en piano. Later kwam daar nog compositieleer bij. Zijn eerste baan als beroepsmusicus was violist in de kapel van zijn vader. Vanaf die tijd schreef hij marsen en walsen in Weense stijl.

Lehár schreef een dertigtal operettes. Veel succes boekte hij met Die lustige Witwe (1905), Der Graf von Luxemburg (1909) en Das Land des Lächelns (1929). Hij wordt beschouwd als een van de meest populaire componisten van het licht klassieke genre en opvolger van Johann Strauss jr en Franz von Suppé.

Die lustige Witwe beleefde onder leiding van Robert Stolz een succesvolle première in Wenen. Spoedig zouden de operahuizen in Londen en New York het werk eveneens laten uitvoeren. Het verhaal speelt zich af in het Parijs van begin 19e eeuw. Graaf Dalino ontmoet zijn vroege liefde Hanna, ooit een berooide vrouw, maar nu een schatrijke weduwe. De graaf kon vanwege standsverschil niet met haar trouwen. Als de twee elkaar weer ontmoeten wordt het liefdesvuur weer aangewakkerd. Ondanks Hanna’s gevoelens jegens de graaf is zij op haar hoede, omdat zij bang is dat het hem alleen om haar miljoenen te doen is…

Geliefde nummers: Ich bin eine anständige Frau, Jetzt geh’ ich ins, Maxim, Lippen schweigen, Viljalied.

LEHAR DIE LUSTIGE WITWE NUMMER 323