Bruckner – Religie
De Oostenrijkse componist en organist Anton Bruckner leefde van 1824 tot 1896. Behalve het schrijven van immense symfonieën was hij een grootmeester op het gebied van religieuze koormuziek. Als jonge man was hij actief als schoolmeester, dat was in het gehucht Windhaaken. Hij nam muziekles waar hij kon: piano, orgel, viool, muziektheorie en compositie. Over het algemeen werd hij door de boerenbevolking als een vreemde snoeshaan beschouwd.
De diepgelovige Bruckner werd een meester in het schrijven van koorzang en dan van religieuze aard. Als vijfentwintigjarige, toen nog ambtenaar, schreef hij het requiem in d mineur. Er zouden in de loop van zijn leven maar liefst 40 innige motetten van hem verschijnen, waaronder de juweeltjes Locus iste, Cristus factus est, Ave Maria, Tota pulchra es Maria en Os justi. Vaak noteerde hij in de partituur dat het was opgedragen aan God.
Verder schreef Bruckner een indrukwekkend Te Deum (zie 094). In 1852 ontstond het Magnificat in Bes voor gemengd koor, solisten, kleine orkest en orgel. Luister ook naar zijn Psalmen 22, 112, 114, 146 en vooral naar Psalm 150 in C voor gemengd koor, sopraan solist en orkest uit 1892.
Anton Bruckner schreef zeven missen, waarvan de mis in f mineur, bijgenaamd ‘De grote’ (Grosse Messe) met het machtige Kyrie wellicht het meest geliefd is. Deze derde mis is bestemd voor gemengd koor, solisten, orkest en orgel en werd gecomponeerd in 1868 maar werd diverse malen herschreven. Samen met Symfonie 1 in c mineur maakten deze werken grote indruk op het publiek in Linz.
De eerste twee missen stammen uit 1864 en 1866: Mis 1 in d mineur voor gemengd koor, solisten, orkest en orgel. Mis nr. 2 in e mineur voor gemengd koor en blaasinstrumenten-bezetting, met het oog op open lucht-uitvoering. Ook deze missen zijn diverse malen herschreven.
Missen uit zijn beginperiode zijn: Windhaager Messe in C voor alt-solo, alten, 2 hoorns en orgel uit 1842 – Kronstorfer Messe in d mineur voor gemengd koor a capella uit 1843 – Gründonnerstag Messe in F voor gemengd koor a capella uit 1844
Heeft u een opmerking of aanmerkingen over dit item, horen wij dit graag van U.
BRUCKNER RELIGIE NUMMER885
Nota bene
Bruckner is nooit getrouwd geweest. Zijn zus Anna heeft hem zijn leven lang verzorgd. Na haar dood en tot zijn eigen dood werd hij bijgestaan door zijn hulp-in-de-huishouding.
Verliefd was hij doorlopend, bij voorkeur op jonge meisjes. Zijn verliefdheid was tot op hoge leeftijd als die van een tiener. Hij was bijna vijftig toen hij nog verkikkerd was op Josefine, de dochter van de slager.
Door als muziekleraar te veel aandacht te schenken aan de meisjes in de klas werd hij dikwijls bij de directeur op het matje geroepen.
Bruckner stond bekend om zijn sociale onhandigheid. Toen hij besloot dat het tijd werd te gaan trouwen stelde hij een lijst op van jonge vrouwen die hij geschikt vond en deed hen een huwelijksaanzoek. Hij werd door elke vrouw afgewezen.
Een tienermeisje die hij een aanzoek deed vertelde dat ze reeds verloofd was. Onverstoorbaar vroeg Bruckner of ze misschien een jonger zusje had dat hij kon trouwen.