Wagner – Ring des Nibelungen

De Duitse operacomponist Richard Wagner (1813 – 1883) is met name bekend als opera componist. Als kind reeds was hij bezeten van verhalen, mythen en sagen. Zijn leven stond in het teken van goden en helden die in oude Germaanse verhalen voorkwamen.

De opera’s van Wagner zijn meestal zo groot van opzet dat er in de Duitse stad Bayreuth speciaal een operahuis is gebouwd, het Festspielhaus. Wagner noemde zijn opera’s een Gesamtkunstwerk, een combinatie van woord, muziek en toneel welke zelf door de componist werd bedacht.

Bayreuth, een betrekkelijk kleine stad, is een cultuurstad van de bovenste plank. Behalve Wagners Festspielhaus en een Wagner museum, is daar het huis waar pianovirtuoos Franz Liszt is gestorven en thans eveneens een museum is. Verder is er een museum gewijd aan dichter Jean Paul (Friedrich Richter).

Tussen 1850 en 1870 schreef Wagner de operacyclus Der Ring des Nibelungen. Deze mega opera bestaat uit vier delen, eigenlijk losse opera’s: Das Rheingold, Die Walküre, Siegfried en Götterdämmerung. Opera’s die op verschillende avonden opgevoerd worden. De totale lengte van Der Ring des Nibelungen bedraagt een kleine 20 uur. De vier opera’s worden uiteraard ook los van de Ring uitgevoerd.

Alles in de Ring draait om macht. Op de bodem van de Rijn ligt goud. Wanneer hier een ring van gesmeed wordt, krijgt de drager de macht over de wereld. Iedereen wil de ring bemachtigen. Gevolg verraad, moord en doodslag. Figuren die in de opera’s optreden zijn goden, dwergen, reuzen en draken. Behalve een opeenvolging van wreedheden is daar ook liefde, zelfs een incestuele liefde. Drie absolute hoofdrolspelers in de stoet van namen en figuren zijn: Oppergod Wotan, dochter Brünnhilde, de tweeling Sigmund en Sieglinde, de zoon Siegfried en de dwerg Alberich. Aan de meeste figuren uit de Ring kleeft een herkenningsmelodie, een leidmotief.

WAGNER RING DES NIBELUNGEN NUMMER 661

Nota bene

Brieven vertellen dat Vincent van Gogh van de muziek van Richard Wagner hield. Maar daar is alles mee gezegd. Over bijvoorbeeld Bach of Mozart werd met geen woord gerept.

De jonge Vincent zong psalmversjes die hij leerde op de zondagsschool van zijn vader. Ook schijnt hij enkele pianolessen en blokfluit gehad te hebben.

De schilder zocht naar verbanden tussen kleuren en muziek. ‘Dit klinkt te groen’ zou hij eens gezegd hebben. Sommige akkoorden of melodielijnen vergeleek hij met blauw of geel.

Aan zijn zus schreef hij ‘Mijn penseel beweegt zich tussen mijn vingers als een strijkstok over de viool.’