Bruckner – Symfonie 5
Anton Bruckner (1824 – 1896) was een Oostenrijks componist en organist. Aanvankelijk was hij bestemd om net als zijn vader onderwijzer te worden. Het lesgeven ging hem echter moeizaam af. Hij zocht zijn heil in de muziek. In 1855 werd hij aangesteld als organist van de Dom in Linz. Intussen studeerde hij harmonie, contrapunt en compositie. In 1865 verscheen zijn Symfonie 1. Voor het grote publiek werd het werk nauwelijks begrepen, evenals de symfonieën die zouden gaan volgen. Grote indruk op Bruckner maakte de muziek van Richard Wagner die hij verafgoodde als geen ander. Hij droeg zijn Symfonie 3 op aan deze operagigant. In de late jaren 60 verhuisde hij naar Wenen. Hij kwam in dienst van het conservatorium als leraar harmonie en contrapunt. Als organist was hij een van de allergrootsten.
De onzekere en diepgelovige Bruckner is nooit getrouwd geweest. Hij heeft zeker zijn best gedaan om aan een vrouw te komen en is daar wel eens erg ver ingegaan. Zo ver zelfs, dat hij op het matje werd geroepen door zijn werkgever. Verliefd was hij doorlopend. Zijn zus Anna heeft jarenlang voor hem gezorgd.
Anton Bruckner is de geschiedenis ingegaan als componist van langgerekte symfonieën met een meestal zeer grote bezetting (men noemt zijn symfonieën wel kathedralen), kerkmuziek en een indrukwekkend Strijkkwintet waarvan het Adagio zeer geliefd is en als zelfstandig stuk met de titel Adagio voor strijkers een eigen leven is gaan lijden.
In zijn tijd begreep men niets van zijn werk. Het is wel gebeurd dat tijdens een uitvoering de gehele zaal leeg liep. Critici haalden hun schouders op en lieten hem links liggen. De pers schreef vernietigende kritieken. Zijn tijdgenoot Gustav Mahler zag echter een genie in hem. Pas bij zijn Symfonie 7 begon men te geloven in zijn muziek. Plotseling werd hij overladen met medailles en prijzen.
In 1876 schreef Bruckner zijn monumentale Symfonie 5 in Bes majeur. Het werk kreeg verschillende bijnamen: De fantastische, De tragische, Pizzicato-symfonie, Kerksymfonie. Hij schreef het werk in een sombere tijd van zijn leven. Het werk is gedragen en spiritueel en kent veel pizzicato gedeelten. Niet voor niets kreeg het de bijnaam Pizzicato-symfonie! De delen 1, 2 en 4 beginnen allen met tokkelende strijkinstrumenten. Opvallend is de langzame inleiding van de de symfonie. Evenals Mahler schittert Bruckner in het maken van adagio’s. De meer dan zeker vijf kwartier durende symfonie herbergt een schat aan koraalklanken met uiteraard veel koper. Spijtig dat de luisteraar in die tijd geen oor voor naar het machtige werkstuk. Men vond het veel te ingewikkeld. Een uitvoering was dan ook vrijwel onmogelijk zodat de componist zelf het werk nauwelijks heeft gehoord.
BRUCKNER SYMFONIE 5 NUMMER 664
Nota bene
Bruckner had een obsessieve neiging om te tellen, een opvallend aspect van zijn excentrieke persoonlijkheid. Dit gedrag wordt toegeschreven aan een vorm van obsessieve-compulsieve stoornis (OCD), een dwangmatige obsessie dat hem dwong controle te hebben over zijn omgeving.
Het tellen gaf hem een gevoel van orde en rust in een chaotische wereld waarin hij verkeerde.
Bruckner telde alles: bakstenen, ramen, stoelen en zelfs het aantal maten in zijn eigen composities. Hij hield hiervan gedetailleerde lijsten bij.