Mozart – Symfonie 39 – 40 – 41
Een symfonische drie-eenheid, zo karakteriseren muziekwetenschappers de laatste drie symfonieën van Wolfgang Amadeus Mozart (1757 – 1791). De drie symfonieën stammen uit 1788 en zijn onder de nummers KV 543 KV 550 KV 551 de muziekgeschiedenis ingegaan. De werken zijn in een tijdsbestek van amper anderhalve maand tot stand gekomen. Kort daarvoor was Mozarts opera Don Giovanni in Wenen in première gegaan. Op dit werk werd aanvankelijk lauw gereageerd. De componist Joseph Haydn (1732 – 1809) in die tijd over Mozart: Ik weet zeker dat Mozart van alle levende componisten de grootste is…
De zomer van 1788 was voor Mozart niet de vrolijkste tijd. In het voorjaar verloor hij een kind, zijn vrouw was ziekelijk en met zijn eigen gezondheid was het eveneens matig gesteld. Door schulden was het gezin genoodzaakt naar de rand van de stad te verhuizen. De componist had nauwelijks werk. Geld lenen was noodzakelijk. Hij maakte verre reizen naar Leipzig, Dresden en Berlijn om zijn muziek aan de man te brengen. Financieel was dit echter geen succes.
Mozart was 31 jaar toen hij aan de klus van zijn laatste grote symfonische werken begon. Geen opdracht maar puur uit passie en wilskracht zette hij de drie symfonieën op papier.
Een drie-eenheid dus. De uitgebreide inleiding van symfonie 39 heeft alles weg van een ouverture voor een groot werk. Het laatste deel van deze symfonie, het allegro, zou naadloos over kunnen gaan in het eerste deel van symfonie 40, eveneens allegro, donker van kleur met lage strijkers. Na deze twee symfonieën komt de apotheose, symfonie 41, bijgenaamd de Jupiter. Mozart laat ons in de Jupiter een aantal keer prachtig fugamateriaal horen dat ons doet denken aan zijn grote voorganger Bach.
MOZART SYMFONIE 39-40-41 NUMMER 528