Bach – Magnificat

Toen Johann Sebastian Bach (1685-1750) de felbegeerde baan aan de Thomaskirche in Leipzig aannam (1723 – 1750 Bachs derde periode), werd er in het arbeidscontract gezet dat hij behalve lesgeven, orgelspelen, instuderen en dirigeren ook voor de zondagen en christelijke feestdagen een cantate zou componeren. Uiteindelijk zou Bach zo’n driehonderd cantates, kleine oratoriums, componeren.

Een speciale plaats in Bachs vocale oeuvre neemt het stralende Magnificat in, geschreven voor Kerstmis 1723 en bestemd voor de protestante eredienst. Het Magnificat is de lofzang op Maria uit het Lucasevangelie: ‘Magnificat anima mea Dominum’ (Mijn ziel prijst de Heer). De zwangere Maria ontmoet de eveneens zwangere Elisabeth. De zinnen Gezegend is de vrucht van uw schoot en Mijn ziel prijst de Heer zijn in het werk belangrijk. Het was het eerste grote koorwerk dat Bach voor zijn nieuwe werkgever, de Thomaskerk in Leipzig schreef.

Bach was 38 jaar oud toen hij zijn Magnificat in D majeur BWV 243 componeerde. Hij was nog maar kort in zijn nieuwe functie getreden als cantor en leraar aan de Thomaskerk en de Thomasschool in Leipzig. In zijn nieuwe functie stak hij van wal met drie cantates, een Sanctus en een Magnificat.

Als geheel kunnen we dit Magnificat in D majeur beschouwen als een cantate of zelf een cyclus van cantates. Het werk is namelijk een opeenvolging van aria’s, koren, instrumentale tussenspelen en recitatieven (recitatieven zijn verhalende fragmenten waarin de tekst zowel gezongen als gesproken wordt). Bachs Magnificat bestaat uit 12 delen en de tekst is Latijn.

Bachs tweede zoon Carl Philipp Emanuel Bach (1714-1788) met de bijnamen ‘Berlijnse Bach’ of ‘Hamburgse Bach’ schreef eveneens een indrukwekkend Magnificat (1749). Het werd geschreven voor 4 zangsolisten, koor en orkest. Kort voor het overlijden van zijn vader kwam het werk tot stand. 

BACH MAGNIFICAT NUMMER 208

 

 

Nota bene

Na zijn dood in 1750 trad er bij het grote publiek een stilte in rond de muziek van Bach. Tachtig jaar later kwam de grote doorbraak toen Felix Mendelssohn de Matthäuspassion uit het stof haalde en uitvoerde.

Frederic Chopin kende de 48 preludes en fuga’s van Bachs Das Wohltemperierte Klavier uit het hoofd.

Chopin over Bach: Ik ben slechts van twee componisten een fan, van Bach en Mozart.

Robert Schumann over Bach: Naast hem zijn wij allemaal knoeiers.

Bach bewonderde zo zeer zijn collega’s François Couperin en Antonio Vivaldi dat hij werken van hen kopieerde.

De componist Kagel over Bach: Het is mogelijk dat niet alle musici in God geloven, maar in Bach geloven ze allemaal.