Smetana – Mijn vaderland

Bedřich Smetana (1824-1884) was een belangrijk Tsjechisch nationalistisch componist. Hij is vooral bekend van zijn symfonische cyclus Mijn vaderland (Má Vlast) uit 1870. De componist was reeds ernstig ziek – hij was doof ten gevolge van syfilis – toen hij het werk schreef. Zijn opera De verkochte bruid (1866) zie archief)) is volgens velen de mooiste Tsjechische opera. De componist wordt beschouwd als de vader van de Tsjechische muziek.

Smetana was de zoon van een brouwer. Als kind speelde hij viool en piano. Hij bezocht tegen de wil van zijn vader het conservatorium in Praag. Het was de beroemde componist en pianovirtuoos Franz Liszt (1811 – 1886) die zich beijverde voor de carriere van Smetana.

Mijn vaderland betreft een cyclus van zes symfonische gedichten waarvan het tweede, de Moldau een wereldhit genoemd mag worden. Het is eigenlijk spijtig dat de overige vijf delen weinig gespeeld worden. Má Vlast (Mijn vaderland) omvat folkloristische, geschiedkundige en natuurbeschrijvende muziekbeelden. Het stuk kan gerekend worden tot een van de meest herkenbare composities uit de zogenaamde Nationale Scholen die tijdens de laat-Romantiek (tweede helft negentiende eeuw) in zwang waren. Tevens kan het omschreven worden als een stuk programmamuziek. Het programma achter het tweede symfonische gedicht uit Mijn Vaderland vertelt ons over de loop van de Moldau. Het hoofdthema is bij ons bekend als het volkslied Ik zag Cecilia komen. De rivier begint als een onschuldig bergstroompje dat ontspringt in het Boheemse woud (gespeeld door de dwarsfluit). Weldra wordt het stroompje een beek en daarna een rivier. Dan duikt ook de hoofdmelodie op. De stroom van de rivier passeert onder andere een jachtpartij, een dorpsfeest en een nacht verlicht met maneschijn.

De zes symfonische gedichten zijn: 1. Het hoge kasteel 2. De Moldau 3. Sárka (Sprookje) 4. Boheemse wouden en beemden 5. Tábor (stad) 6. Blanik (Berg).

Enkele andere nationalistische componisten: Sibelius (Finland), Vaughan Williams (Engeland), Ives en Copland (Amerika), Moessorgski – met zijn Machtige vijf – (Rusland), Bartók en Kodály (Hongarije), Dvorak, Smetena en Janáček (Tsjecho-Slowakije), De Falla en Albinez (Spanje), Grieg (Noorwegen), Villa Lobos (Brazilië), Gade (Denemarken), Benoit (België), en Zweers (Nederland).

SMETANA MIJN VADERLAND NUMMER 157

Nota bene

De vader van de componist Bedrich Smetana runde een brouwerij en was een amateur violist.

Zoon Bedrich is een enthousiast strijkkwartetspeler en trekt naar Praag om musicus te worden.

In een dagboek lezen we: Met de steun van God zal ik op een dag de techniek van Liszt beheersen en Mozart in zijn composities overtreffen.

Hij speelt zijn muziek voor aan de beroemde pianiste en componiste Clara Schumann. Deze haalt haar schouders op.

In 1866 komt het grote succes met de opera De verkochte bruid. Er volgt een benoeming als dirigent van het eerste Tsjechische operahuis, het Interimstheater.

In 1874 slaat het noodlot toe, Smetana wordt volstrekt doof. De fluittoon die er overblijft neemt hij op in zijn prachtige strijkkwartet Uit mijn leven.