Beethoven – Pianoconcert 3
De beroemde pianist en componist Carl Czerny (1791 – 1857) was tien jaar oud toen hij Ludwig van Beethoven (1770-1827) voor het eerst ontmoette. In diens kamer was het een troep. Zijn gitzwarte haar piekte alle kanten uit en zijn ongeschoren kin maakte zijn gelaat nóg donkerder en somberder. In zijn oren had Beethoven watjes met een gele vloeistof gepropt. Doodnerveus speelde Czerny hem enige van zijn composities voor. ‘Die jongen heeft talent’, bromde Beethoven tegen Czerny’s vader. ‘Stuur hem een paar keer per week naar mij toe. Goedemiddag…’.
Na zijn verhuizing van het Duitse en burgerlijke stadje Bonn naar de Europese cultuurstad Wenen bouwde Ludwig van Beethoven in korte tijd een enorme carrière op. Als pianovirtuoos schreef hij ook pianoconcerten die hij zelf uitvoerde en die opmerkelijk vernieuwend waren. Zijn eerste drie pianoconcerten (hij schreef er vijf) dateren van de eerste jaren in Wenen, waaronder het Pianoconcert 3 opus 57 uit 1800, dat ondanks zijn schoonheid in de schaduw staat van het vierde en vijfde pianoconcert. Met het Pianoconcert 3 in de droevige toonsoort c mineur nam Beethoven duidelijk afscheid van de lichtzinnige en elegante tijd van voorheen. De eerste luide pianoakkoorden en orkestslagen kondigen zich in dit concert aan. Met dit concert – waarin een juweel van een middendeel – staat Beethoven reeds geheel in het tijdvak van de Romantiek. Het concert werd opgedragen aan Louis Ferdinand van Pruisen, een Pruisisch generaal en componist.
De ontvangst in Wenen van Pianoconcert 3 was lauw. De reden hiervan was misschien wel het pianoconcert 24 KV 591 van Mozart. Elke muziekliefhebber uit Wenen kende dit concert. Beethoven zelf stak zijn liefde over dit concert ook niet onder stoelen of banken.
BEETHOVEN PIANOCONCERT 3 NUMMER 330
Nota bene
In 1800 werd de Oostenrijkse prins en muziekliefhebber Karl von Lichnowsky de beschermheer van Beethoven. De prins promootte zijn concerten, zorgde dat zijn muziek werd uitgegeven en stelde een jaarsalaris in.
Beethoven voltooide zijn Pianoconcert 3 in 1800. Drie jaar later verscheen zijn veel besproken Symfonie 3 ‘Eroïca’. Met dit werk gooit de tweeëndertigjarige componist de regels van de muzikale grammatica overboord. In de Eroïca rekent hij af met het classicisme en met de generatie Mozart en Haydn. Hij stelde nieuwe normen en waarden, zoals accenten op zwakke maatdelen, brullende bassen, hevige dissonanten welke soms niet oplosten en verkeerde harmonieën.