Brahms – Vier ernste Gesänge

Met de dood van zijn beste vriendin, de pianiste en componiste Clara Schumann zoekt Johannes Brahms (11833 – 1897), net als bij het sterven van zijn moeder troost in de muziek. En net als in zijn Deutsches Requiem grijpt de componist naar de bijbel. Zijn Vier ernste Gesänge opus 121 kan gezien worden als een hymne op de dood. Men spreekt ook wel van een solo cantate naar de bijbel of zelfs van een solo oratorium. Na het overlijden van Clara Schumann gaat het snel bergafwaarts met Brahms. Op aandringen van zijn vrienden bezoekt hij een arts vanwege zijn gele gelaatskleur en gewichtsverlies. De dokter laat Brahms weten dat hij een onschuldige geelzucht heeft, in werkelijkheid bleek Brahms leverkanker te hebben.

Vier ernste Gesänge (1896), opus 121, zijn vier indrukwekkende liederen met Bijbelteksten voor mannenstem (bas of bariton) en orkest waarin Brahms afstand neemt van zijn andere liederen, die vaak over de liefde of over de natuur gaan. Vier ernste Gesänge zijn dan ook een uitzondering in het oeuvre van Brahms, omdat hij zich in zijn werk slechts zelden blootgaf over kwesties die te maken hebben met kerk en geloof. De teksten van de eerste drie liederen gaan over de vergankelijkheid van het leven. Brahms liet zich hierin inspireren door teksten uit het Oude Testament. Het vierde lied, uit het Nieuwe Testament, spreekt over geloof, hoop en liefde. Van Brahms is bekend dat hij niet uitgesproken godsdienstig was en leefde.

1. Denn es gehet dem Menschen
2. Ich wandte mich und sahe
3. O Tod, wie bitter bist du
4. Wenn ich mit Menschen – und mit Engelszungen redete

BRAHMS VIER ERNSTE GESÄNGE NUMMER 059