Beethoven – Ferne Geliebte

De in Bonn geboren Ludwig van Beethoven (1770-1827) is vooral bekend en geliefd vanwege zijn symfonieën, pianocomposities en kamermuziek. Maar hij was ook de componist van de eerste echte liederencyclus en was hiermee liedcomponisten als Schubert en Schumann voor.

An die ferne Geliebte opus 98 uit 1816 bestaat uit zes emotionele liefdesliederen op teksten van zijn vriend, de jonge arts Aloys Jeitteles. Voor welke geliefde Beethoven zijn ziel bloot legde, is onbekend. Veel relaties van Beethoven liepen stuk vanwege zijn gedrag en misschien wel zijn drukke werkzaamheden. Hij was moeilijk aanspreekbaar en veel mensen in zijn omgeving ontliepen de sombere man. Beethoven had moeite om redelijk te communiceren. Tegenover zijn medemens – en ook tegenover leerlingen – was hij soms bot en grof waardoor hij vrienden en kennissen verloor.

De zes titels waarin Beethoven zijn liefde voor de onbekende vrouw betuigt, alsmede zijn liefde voor de natuur (typisch voor de romantiek) zijn: 1. Auf dem Hügel sitz ich spähend (begroeting), 2. Wo die Berge so blau (verlangen naar de geliefde), 3. Leichte Segler in den Hohen, 4. Diese Wolken in den Hohen (in deze twee liederen wordt naar het wolkenspel gekeken en naar een kabbelend beekje geluisterd), 5. Es kehret der Maien, es blühet die Au (dit lied behandelt eveneens de schoonheid van de natuur met zingende vogels en een zachte lentebries), en 6. Nimm sie hin denn diese Lieder. In dit laatste lied zijn stukjes van thema’s te horen van de vijf voorafgaande liederen.

Auf dem Hügel sitz ich spähend 
In das blaue Nebelland, 


Nach den fernen Triften sehend, 
Wo ich dich, Geliebte, fand. 



Weit bin ich von dir geschieden, 
Trennend liegen Berg und Tal 


Zwischen uns und unserm Frieden, 
Unserm Glück und unserer Qual.

 Ach, den Blick kannst du nicht sehen, 
Der zu dir zo glühend Eilt, 


Und die Seufzer, sie verwehen 
In dem Räume, der uns theilt 



Zal denn nichts mehr zu dir dringen, 
Nichts der Liebe Bote sein? 


Singen will ich, Lieder Singen, 
Die dir meine Klagen Pein! 



Denn vor Liebesklang entweichet 
Jeder Raum und jede Zeit, 


Und ein liebend Herz erreichet 
Was ein liebend Herz geweiht!

BEETHOVEN AN DIE FERNE GELIEBTE NUMMER 427