Bartók – Vioolconcerten
De Hongaar Béla Bartók leefde van 1881 tot 1945. Hij werd door het nazibewind verdreven en verhuisde naar New York waar hij ook stierf. Als jongeman schreef hij zijn eerste vioolconcert (1907) dat hij opdroeg aan zijn geliefde, de violiste Stefi Geyer. Het werk, met name het eerste deel kan als romantisch aangemerkt worden. Na de dood van de violiste en vijftig jaar later dan het ontstaan werd het vioolconcert in 1958 voor het eerst uitgevoerd. Het Vioolconcert wijkt af van de traditionele soloconcerten daar het slechts uit twee delen bestaat: een langzaam deel gevolgd door een snel deel. De beroemde violist David Oistrach karakteriseerde Vioolconcert 1 als een meesterwerk.
Het kan niet anders dan dat het eerste deel een portret is van zijn geliefde Stevi Geyer, het tweede zou om Bartók zelf gaan, een zelfportret.
Vioolconcert 2 uit 1938 is in opdracht gecomponeerd en opgedragen aan de violist Zotán Székely. Het concert bestaat uit drie delen, dit in tegenstelling tot het tweedelige Vioolconcert 1. De drie delen zijn. Allegro non troppo – Andante tranquillo – Allegro moderato.
Onder leiding van dirigent Willem Mengelberg ging Bartóks Vioolconcert 2 in 1939 in het Amsterdamse Concertgebouw in première.
Pas in 1949 beleefde het alom bewonderde Altvioolconcert van Bartók zijn première. (zie archief).
BARTOK VIOOLCONCERTEN NUMMER 849