Haydn – Symfonie 103

De Oostenrijker Joseph Haydn ging (1732-1809) in 1791 naar Londen waar hij als een beroemdheid werd onthaald. Er werd hem door de universiteit van Oxford een eredoctoraat overhandigt. Als tegenprestatie componeerde Haydn zijn Symfonie 92, de Oxfordsymfonie. Tussen 1791 en 1795 componeerde hij 12 symfonieën, die de geschiedenis ingegaan zijn als de Londense symfonieën. In de lente van het jaar 1795 ging het werk in premiere in het Kings Theatre te Londen.

Symfonie 103 uit 1795 heeft als bijnaam Symfonie met de paukenroffel. Hij schreef het werk in Londen. Deze een na laatste symfonie die de componist schreef, toont Haydn op z’n indrukwekkendst. De langzame inleiding wordt geopend door een lange paukenroffel waarna fagotten, cello’s en contrabassen vanuit de diepte met hun thema komen. Deze dreigende thema-inzet in het lage register veroorzaakt een soort klank die pas in de negentiende eeuw ingeburgerd raakte, voor de laat achttiende-eeuwse luisteraar moet het zeer vernieuwend geklonken hebben.

Jaren achtereen leverde Haydn strijd met het componeren van symfonieën en strijkkwartetten. Als een ambachtsman zat hij dagelijks te zoeken naar de juiste methode en de juiste vorm voor deze nieuwe compositievormen. Niet voor niets wordt hij de ‘vader’ van de symfonie en het strijkkwartet genoemd. In zijn najaren werd hij beloond en componeerde grootse werken die tevens als voorbeeld dienden voor zijn opvolgers.

Symfonie 94 uit 1791, ook wel Paukenslag symfonie of Suprise genoemd, is eveneens een Londense symfonie. Het stuk is vooral bekend om het tweede deel waarin een bekend kinderliedje als hoofdthema fungeert en plotseling doormidden wordt gehakt met een luide klap door het gehele orkest (tutti).

HAYDN SYMFONIE 103 NUMMER 285

Nota bene

De pauk

In de grote symfonieorkesten spelen tegenwoordig vier pauken mee. In het Concertgebouworkest zijn dat de zogenaamde Schnellarpauken. De Oostenrijker Hans Schnellar was paukenist in de orkesten van Mahler en Richard Strauss. Tot eind 19e eeuw werden er zware pedaalpauken gebruikt die nauwelijks te hanteren waren.

Schnellar heeft deze pauken simpeler gemaakt: een koperen ketel met een kalfsvel. De originelen zijn meer dan 100 jaar oud. Tegenwoordig wordt er op kopieën gespeeld, perfect nagemaakt door de firma Adams uit Limburg. Het Concertgebouworkest speelt op deze historische pauken met kalfsvel.

Behalve dit orkest zijn er weinig orkesten die deze pauken met natuurvellen gebruiken. De paukenist van het Concertgebouworkest omschrijft zijn instrument als met een elegante klank, niet lawaaierig, maar warm en flexibel met veel boventonen.
Een nadeel is dat het om een temperatuurgevoelig instrument gaat en daarom soms lastig te bespelen is.