Roussel – Symfonie 3
De Fransman Albert Roussel (1869-1937) was een laatbloeier. Hij werd opgeleid tot marineofficier, maar ontdekte later dat zijn hart eigenlijk bij de muziek lag. In 1898 werd hij toegelaten op de Scola Cantorum in Parijs. Roussel was gesteld op muziek met heldere structuren en ritmische melodieën. Daarom had hij meer op met de helderheid van Ravel dan de gesluierde, dromerige impressionistische muziek van Debussy. Aan overdreven vrolijkheid had hij eveneens een broertje dood. Zo was de muziek van Erik Satie niet bepaald zijn stijl. Roussel was een van de weinige componisten die zich goed thuis voelde bij de al oude symfonische vorm. Opmerkelijk, want Franse collega-componisten schreven nauwelijks meer symfonieën. Roussel liet geen groot oeuvre na, maar veelzijdigheid alom!
Roussel componeerde maar liefst vijf symfonieën, wat voor een Frans componist uit zijn tijd uitzonderlijk veel was. De Symfonie 3 in g mineur schreef hij in 1930 in opdracht van het Boston Symfonieorkest. Het eerste deel is meteen Roussel ten voeten uit. Geen zwoele romantiek, maar een pregnant ritmisch motief voert de boventoon. En als een langzaam gedeelte tracht weg te dromen, wacht de componist niet met ingrijpen en laat het gehele orkest weer zijn werk doen. Actie alom dus! Het werk duurt een klein half uur.
Een ander opvallend werk van Roussel is de Rapsodie flamande, bewerkingen van Vlaamse en Hollandse volksliederen waaronder Merck toch hoe sterck uit 1936.
ROUSSEL SYMFONIE 3 NUMMER 219