Beethoven – Pianosonates
Ludwig van Beethoven (1770-1827) werd in de Duitse stad Bonn geboren. Hij was de kleinzoon van een kapelmeester uit het Belgische Mechelen. De vader van Ludwig, een zanger, raakte na de dood van zijn vrouw aan de drank. De kinderen werden na het overlijden van hun moeder aan hun lot overgelaten. Het verhaal gaat dat de jonge Beethoven soms ’s nachts door zijn dronken vader van zijn bed werd gelicht om stukken van Mozart te spelen… In 1792 verhuisde Ludwig naar Wenen, waar hij tot zijn dood zou blijven wonen.
Tussen 1795 en 1822 componeerde Beethoven 32 pianosonates. Velen beschouwen deze sonates als een hoogtepunt in Beethovens oeuvre. Nergens kon hij zich hartstochtelijker uitdrukken, zijn verdriet uithuilen en zijn leed uitschreeuwen, dan achter zijn eigen instrument. Velen vragen zich af hoe het mogelijk is dat een opstandig mens zulke prachtige klanken kon bedenken. In ieder geval vormen zij een belangrijk onderdeel van de pianoliteratuur in de muziekgeschiedenis. Men gaf de sonates zelfs de titel Het Nieuwe Testament van de muziek, (Bach’s Wolthemperierteklavier noemde men Het Oude Testament.) De sonates van Beethoven vormen een brug tussen de salon en concertzaal.
Beethoven is nooit getrouwd geweest; zijn liefdesleven liep bepaald niet over rozen. Het is waarschijnlijk dat hij zijn overbekende Für Elise componeerde voor zijn leerlinge Therese von Brunswick. Voor zijn geliefde Gravin Giuletta schreef Beethoven de Mondscheinsonate. Voor een onbekende liefde schreef hij de liederencyclus An die ferne Geliebte. Het is overigens niet Beethoven die de titel Mondscheinsonate bedacht. Deze werd gegeven door de muziekcriticus en dichter Ludwig Rellstab, die tijdens een avondwandeling de maan in het water zag schijnen en zich Sonate 14 van Beethoven herinnerde.
Een voorbeeld van opstandigheid en schoonheid is Pianosonate 14 uit 1801, de Mondscheinsonate. Het inleidende adagio heeft de beklemming van een stilte voor de storm, en herbergt één van de mooiste thema’s uit de muziekgeschiedenis. Het tweede deel is een tamelijk opgewekt menuet, in het derde deel barst de hel los. Andere zeer geliefde sonates: Pianosonate 23, (Appassionata), Pianosonate 8, (Pathetique). Pianosonate 21, (Waldstein). De Waldsteinsonate heeft alles te maken met Beethovens vriend graaf Ferdinand von Waldstein die naar verluidt niet onverdienstelijk kon improviseren aan het klavier. De graaf werd een belangrijk beschermheer en hielp de jonge componist voet aan de grond te krijgen in Wenen. Pianosonate 32 in c klein is de laatste uit de reeks en werd in 1822 gepubliceerd. De sonate bestaat uit twee delen. Het beroemde tweede deel telt negen variaties en wordt beschouwd als het toppunt van zijn sonates. Het vereist een ongekende techniek en uithoudingsvermogen van de solist. Door de snelheid en syncopen lijkt het warempel of de componist al bezig is met jazz of boogie woogie.
In de tijd van Joseph Haydn (1732 – 1809) en Wolfgang Amadeus Mozart (1756 – 1791), de Klassieke periode (Classicisme) kwam de Pianosonate (Klaviersonate) in opgang. Een belangrijk voorloper van de twee genoemde componisten was Domenico Scarlatti (1685 – 1757), die een kleine zeshonderd Pianosonates schreef. De Pianosonates uit de tijd van Haydn en Mozart zijn drie- of vierdelig, meestal abstract (absolute muziek) van opzet, en herbergen een veelheid aan virtuositeit. Men kenmerkt de Pianosonates van Beethoven als absoluut hoogtepunt.
BEETHOVEN PIANOSONATES NUMMER 012
Nota bene
Beethoven was een wonderkind. Zijn vader, een hof zanger, had een drankprobleem. Als een soort manager begeleidde hij zijn zoon tijdens optredens. Als 17jarige werd hij door de keurvorst van Bonn naar Wenen gestuurd om lessen te volgen bij Mozart. Toen zijn moeder stierf keerde hij terug naar Bonn om het gezin bij te staan. Hij verdiende geld door pianoles te geven.
Vijf jaar later, in 1792 vertrok hij wederom naar Wenen, maar nu voorgoed. Hij huurde een piano, kocht modieuze kleding en ging op dansles. Hij volgde weer lessen bij Mozart en nam ook les bij Joseph Haydn.