Berg – Lyrische Suite
De Oostenrijker Alban Berg (1885 – 1935) hoort in het rijtje thuis van componisten die ijverden voor de twaalftoonstechniek ook wel dodecafonie (dodeka (Gr) = twaalf) genoemd, een compositiewijze waarbij men er van uit gaat dat alle twaalf tonen uit de toonladder gelijkwaardig zijn. Arnold Schönberg (1874 – 1951), leraar van Berg, was een van de grondleggers van deze manier van componeren. De drie componisten Berg, Schönberg en Anton Webern (1883 – 1945) behoorden tot de Tweede Weense School.
Alban Berg werd in Wenen geboren als kind uit een welgesteld milieu. In de familie werd veel aan muziek gedaan. Hij begon laat aan een muzikale carrière, daar hij eerst werkte als ambtenaar. Na zijn ontslag sluit hij vriendschap met zijn muziekleraar Arnold Schönberg. In 1921 verschijnt zijn opera Wozzeck, een donker verhaal over waanzin en moord. De opera levert hem veel kritiek op. Jaren later zou de opera echter succesvol zijn.
In 1925 verscheen de Lyrische Suite voor strijkkwartet, een lyrisch dramatisch werkstuk. Volgens insiders zou het stuk zeer geschikt zijn als achtergrond voor een gruwelijke film of documentaire. De Lyrische Suite bestaat uit 6 delen en is grotendeels opgesteld in de twaalftoonstechniek. Het zou kunnen dat het stuk verwijst naar een (onmogelijke-) liefdesaffaire met Hanna Fuchs. In ieder geval gebruikt hij hun beider initialen: A – Bes – H – F: Alban Berg Hanna Fuchs en laat ook laat hij een fragment uit Wagners Tristan und Isolde horen.
De Lyrische Suite voor strijkkwartet wordt ook wel uitgevoerd door een strijkorkest.
BERG LYRISCHE SUITE NUMMER 783