Porpora – Oeuvre

De Italiaan Nicolo Porpora werd in 1686 in Napels geboren, hij overleed daar in 1768. Reeds op zijn tiende werd hij ingeschreven aan het conservatorium te Napels. Over het algemeen wordt hij beschouwd als operacomponist, maar ook schreef hij andere werken waarin de menselijke stem een hoofdrol vervulde zoals cantates, oratoria. Behalve componist was Porpora een verdienstelijk zangpedagoog. Joseph Haydn en de beroemde castraat zanger Farinelli waren twee van zijn vele leerlingen.

 

In 1708 verscheen L’Agrippina, zijn eerste opera (niet te verwarren met Händels opera Agrippina). Gedreven door het succes richtte hij een zangschool op. In 1711 werd tijdens het carnaval zijn nieuwe opera Flavio Anicio Olibrio opgevoerd. In die jaren was hij kapelmeester in het Oostenrijkse leger.

 

Na zijn opera’s Faramondo, Gli Orti Esperidi en Eumene werd hij in Rome erkend als een volwaardig operacomponist. Van 1722 waren zijn inkomsten als componist verzekerd en hoefde hij geen lessen meer te geven. Tijdens een tournee door Duitsland voerde hij de opera Damiro e Pita op. Op een libretto van dichter Metastasio verscheen in 1725 Didone abbandonata. In Venetië werden de opera’s Ezio en Semiramide riconosciuta opgevoerd. In deze stad ontving hij verscheidene eretitels. In 1733 vertrok hij voor 3 jaar naar Londen om er de concurrentie aan te gaan met Händel (1685 – 1759). Porpora floreerde er met zijn opera Arianna in Nasso. Aan de prins van Wales droeg hij zijn Cantates opus 1 op.

 

Terug in Italië werkte hij tot zijn dood als zangleraar aan het conservatorium van Napels. Hij stierf in armoe.

 

Porpora componeerde meer dan 40 opera’s. We noemen Adelaide (1723), Polifmo (1735), Orfeo (1736), Il Gedeone (1737). Kerkmuziek: Salve Regina en de Mis in G-majeur.

Heeft u een opmerking of aanmerkingen over dit item, horen wij dit graag van U.

PORPORA OEUVRE NUMMER847

Nota bene

Castraten waren in Europa volwassen mannelijke zangers die in hun jeugd als jongen gecastreerd werden om hun hoge sopraanstem te kunnen behouden. Het verwijderen van de testikels hield de stembanden klein.

Reeds voor 1600 werkte componisten met castraten. Als oplossing voor het verbod op zingende vrouwen in de kerk zongen er castraten.

In de 18e eeuw werden zo’n vierduizend jongetjes per jaar gecastreerd. Jongens waarvan gedacht werd dat ze muzikaal talent hadden (die vaak wees of erg arm waren). Slechts enkelen werden ook daadwerkelijk succesvolle zangers. Hun stem werd er mooier op, hun uiterlijk soms afzichtelijk.

In 1589 bepaalde Paus Sixtus dat het jongenskoor van de Sixtijnse Kapel met castraten werd uitgebreid.
De katholieke kerk beschouwde vrouwen die optraden als zondig, of het nu om toneel, ballet of opera ging. In de protestante kerk waren castraten veelal verboden.

Een componist als Händel heeft in zijn opera’s veelvuldig gebruik gemaakt van castraat stemmen, waaronder de beroemde castraatzanger Senesino. Een beroemde castraat in katholieke dienst was Alessandro Moreschi die ‘De engel van Rome’ werd genoemd.
Tegenwoordig worden de castraatrollen meestal gezongen door countertenors of mezzosopranen.