Wolf – Mörike-Lieder
De Oostenrijker Hugo Wolf (1860 – 1903) begon al op jonge leeftijd te componeren. Hij ontving viool- en pianoles van zijn vader, op de basisschool volgde hij lessen in muziektheorie. Op 15-jarige leeftijd werd hij toegelaten tot het conservatorium. Samen met zijn vriend Gustav Mahler, een medestudent op het conservatorium, was hij een vurig bewonderaar van Richard Wagner. Deze componist zou hem later in zijn werken zeer beïnvloeden. Voor een conservatieve componist als Brahms had hij weinig waardering.
Wolf was moeilijk in de omgang. Zowel de middelbare school als het conservatorium moest hij vroegtijdig wegens wangedrag verlaten. De musicus werd tijdens zijn leven geplaagd door stemmingswisselingen en depressies.
Hugo Wolf is de muziekgeschiedenis ingegaan als liedcomponist. Hij schreef ongeveer 300 liederen. Zijn Mörike-lieder uit 1888 wordt door velen als hoogtepunt uit zijn oeuvre beschouwd. In een tijdsbestek van amper negen maanden schreef hij 53 liederen op gedichten van Eduard Mörike. De liederen van Wolf worden vaak omschreven als miniatuurtjes over het soms alledaagse leven. Evenals de grote liedcomponist Schubert geeft Hugo Wolf de piano een belangrijke rol in de liederen.
Eduard Mörike (1804 – 1875) was een Duitse dichter en predikant. Zijn gedichten, vertellingen en sprookjes zijn zowel lyrisch als humoristisch, ondeugend als religieus en vaak ook alledaags. Hij wordt door bewonderaars wel een literair impressionist genoemd. In ieder geval rekent men hem tot de een van de grootste Duitse dichters.
Enkele Mörike-liederen: Heimweh, Fussreise, Verborgenheit, Gebet, Abschied, In der Frühe, Im Frühling, Auf ein altes Bild.
WOLF MÖRIKE-LIEDER NUMMER 687